”Ik zag een kistje met allemaal juwelen!”
”Er waren allemaal mooie jurken.”
”Ik zag ook een schilderij van een hele dikke baby.”
”Toen we de trap op gingen zag ik in een vitrine een hele grote diamant.”
”Ik heb het armbandje uit het boekje gezien.”
”Er was een bijtje (broche) en die ging dansen en glimmeren als bij bewoog.”
        6ABB5BAF-9ADB-4F88-83A1-55F77697B711
    
        8BDC5CC7-CBFD-4D18-B577-E1BF2B877552
    
        E09A10EC-6A46-4901-9B22-E67B320F4BD6
    
        7D14E44D-5648-4122-8215-5A57E9571432
    
        5D405192-476F-4CBB-BA9F-7B0CCC0C6567
    
        D1C2450A-3CE9-420A-B218-2ADA4F4DCF6B
    
        19171923-F4E2-4ED3-A9A6-8745EBBCC383
    
        798FF389-22B7-4452-AC3D-BE43120755E7